INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- taxeerde
- taxeerde
- taxeerde
- taxeerde
- taxeerden
- taxeerden
- taxeerden
O.v.t. (Past)
- zal taxeren
- zult taxeren
- zal taxeren
- zult taxeren
- zult taxeren
- zullen taxeren
- zullen taxeren
O.t.t.t. (Future)
- had getaxeerd
- had getaxeerd
- had getaxeerd
- had getaxeerd
- hadden getaxeerd
- hadden getaxeerd
- hadden getaxeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb getaxeerd
- hebt getaxeerd
- heeft getaxeerd
- hebt getaxeerd
- hebben getaxeerd
- hebben getaxeerd
- hebben getaxeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal getaxeerd hebben
- zult getaxeerd hebben
- zal getaxeerd hebben
- zult getaxeerd hebben
- zult getaxeerd hebben
- zullen getaxeerd hebben
- zullen getaxeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou getaxeerd hebben
- zou getaxeerd hebben
- zou getaxeerd hebben
- zou getaxeerd hebben
- zouden getaxeerd hebben
- zouden getaxeerd hebben
- zouden getaxeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)