INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- hielp
- hielp
- hielp
- hielp
- hielpen
- hielpen
- hielpen
O.v.t. (Past)
- zal helpen
- zult helpen
- zal helpen
- zult helpen
- zult helpen
- zullen helpen
- zullen helpen
O.t.t.t. (Future)
- had gehlopen
- had gehlopen
- had gehlopen
- had gehlopen
- hadden gehlopen
- hadden gehlopen
- hadden gehlopen
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geholpen
- hebt geholpen
- heeft geholpen
- hebt geholpen
- hebben geholpen
- hebben geholpen
- hebben geholpen
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geholpen hebben
- zult geholpen hebben
- zal geholpen hebben
- zult geholpen hebben
- zult geholpen hebben
- zullen geholpen hebben
- zullen geholpen hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geholpen hebben
- zou geholpen hebben
- zou geholpen hebben
- zou geholpen hebben
- zouden geholpen hebben
- zouden geholpen hebben
- zouden geholpen hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)