INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- ergerde
- ergerde
- ergerde
- ergerde
- ergerden
- ergerden
- ergerden
O.v.t. (Past)
- zal ergeren
- zult ergeren
- zal ergeren
- zult ergeren
- zult ergeren
- zullen ergeren
- zullen ergeren
O.t.t.t. (Future)
- had geërgerd
- had geërgerd
- had geërgerd
- had geërgerd
- hadden geërgerd
- hadden geërgerd
- hadden geërgerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geërgerd
- hebt geërgerd
- heeft geërgerd
- hebt geërgerd
- hebben geërgerd
- hebben geërgerd
- hebben geërgerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geërgerd hebben
- zult geërgerd hebben
- zal geërgerd hebben
- zult geërgerd hebben
- zult geërgerd hebben
- zullen geërgerd hebben
- zullen geërgerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geërgerd hebben
- zou geërgerd hebben
- zou geërgerd hebben
- zou geërgerd hebben
- zouden geërgerd hebben
- zouden geërgerd hebben
- zouden geërgerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)