INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- accrediteerde
- accrediteerde
- accrediteerde
- accrediteerde
- accrediteerden
- accrediteerden
- accrediteerden
O.v.t. (Past)
- zal accrediteren
- zult accrediteren
- zal accrediteren
- zult accrediteren
- zult accrediteren
- zullen accrediteren
- zullen accrediteren
O.t.t.t. (Future)
- had geaccrediteerd
- had geaccrediteerd
- had geaccrediteerd
- had geaccrediteerd
- hadden geaccrediteerd
- hadden geaccrediteerd
- hadden geaccrediteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geaccrediteerd
- hebt geaccrediteerd
- heeft geaccrediteerd
- hebt geaccrediteerd
- hebben geaccrediteerd
- hebben geaccrediteerd
- hebben geaccrediteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geaccrediteerd hebben
- zult geaccrediteerd hebben
- zal geaccrediteerd hebben
- zult geaccrediteerd hebben
- zult geaccrediteerd hebben
- zullen geaccrediteerd hebben
- zullen geaccrediteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geaccrediteerd hebben
- zou geaccrediteerd hebben
- zou geaccrediteerd hebben
- zou geaccrediteerd hebben
- zouden geaccrediteerd hebben
- zouden geaccrediteerd hebben
- zouden geaccrediteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geaccrediteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geaccrediteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geaccrediteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geaccrediteerd zijn
-