INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• stijven

O.t.t. (Present)

• steef
• steef
• steef
• steef
• steven
• steven
• steven

O.v.t. (Past)

• zal stijven
• zult stijven
• zal stijven
• zult stijven
• zult stijven
• zullen stijven
• zullen stijven

O.t.t.t. (Future)

• had gesteven
• had gesteven
• had gesteven
• had gesteven
• hadden gesteven
• hadden gesteven
• hadden gesteven

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gesteven
• hebt gesteven
• heeft gesteven
• hebt gesteven
• hebben gesteven
• hebben gesteven
• hebben gesteven

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gesteven hebben
• zult gesteven hebben
• zal gesteven hebben
• zult gesteven hebben
• zult gesteven hebben
• zullen gesteven hebben
• zullen gesteven hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gesteven hebben
• zou gesteven hebben
• zou gesteven hebben
• zou gesteven hebben
• zouden gesteven hebben
• zouden gesteven hebben
• zouden gesteven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gesteven
•  

O.v.t. (Past)

• worden gesteven
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gesteven worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gesteven worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gesteven
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gesteven
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gesteven zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gesteven zijn
•