NL.png upgraden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • upgraden

O.t.t. (Present)

  • upgradede
  • upgradede
  • upgradede
  • upgradede
  • upgradeden
  • upgradeden
  • upgradeden
 

O.v.t. (Past)

  • zal upgraden
  • zult upgraden
  • zal upgraden
  • zult upgraden
  • zult upgraden
  • zullen upgraden
  • zullen upgraden

O.t.t.t. (Future)

  • had geupgraded
  • had geupgraded
  • had geupgraded
  • had geupgraded
  • hadden geupgraded
  • hadden geupgraded
  • hadden geupgraded
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geupgraded
  • hebt geupgraded
  • heeft geupgraded
  • hebt geupgraded
  • hebben geupgraded
  • hebben geupgraded
  • hebben geupgraded

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geupgraded hebben
  • zult geupgraded hebben
  • zal geupgraded hebben
  • zult geupgraded hebben
  • zult geupgraded hebben
  • zullen geupgraded hebben
  • zullen geupgraded hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geupgraded hebben
  • zou geupgraded hebben
  • zou geupgraded hebben
  • zou geupgraded hebben
  • zouden geupgraded hebben
  • zouden geupgraded hebben
  • zouden geupgraded hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geupgraded
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geupgraded
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geupgraded worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geupgraded worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geupgraded
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geupgraded
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geupgraded zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geupgraded zijn
  •