INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• veronachtzamen

O.t.t. (Present)

• veronachtzaamde
• veronachtzaamde
• veronachtzaamde
• veronachtzaamde
• veronachtzaamden
• veronachtzaamden
• veronachtzaamden

O.v.t. (Past)

• zal veronachtzamen
• zult veronachtzamen
• zal veronachtzamen
• zult veronachtzamen
• zult veronachtzamen
• zullen veronachtzamen
• zullen veronachtzamen

O.t.t.t. (Future)

• had veronachtzaamd
• had veronachtzaamd
• had veronachtzaamd
• had veronachtzaamd
• hadden veronachtzaamd
• hadden veronachtzaamd
• hadden veronachtzaamd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb veronachtzaamd
• hebt veronachtzaamd
• heeft veronachtzaamd
• hebt veronachtzaamd
• hebben veronachtzaamd
• hebben veronachtzaamd
• hebben veronachtzaamd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal veronachtzaamd hebben
• zult veronachtzaamd hebben
• zal veronachtzaamd hebben
• zult veronachtzaamd hebben
• zult veronachtzaamd hebben
• zullen veronachtzaamd hebben
• zullen veronachtzaamd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou veronachtzaamd hebben
• zou veronachtzaamd hebben
• zou veronachtzaamd hebben
• zou veronachtzaamd hebben
• zouden veronachtzaamd hebben
• zouden veronachtzaamd hebben
• zouden veronachtzaamd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden veronachtzaamd
•  

O.v.t. (Past)

• worden veronachtzaamd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen veronachtzaamd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden veronachtzaamd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn veronachtzaamd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was veronachtzaamd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen veronachtzaamd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden veronachtzaamd zijn
•