INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- ontwortelde
- ontwortelde
- ontwortelde
- ontwortelde
- ontwortelden
- ontwortelden
- ontwortelden
O.v.t. (Past)
- zal ontwortelen
- zult ontwortelen
- zal ontwortelen
- zult ontwortelen
- zult ontwortelen
- zullen ontwortelen
- zullen ontwortelen
O.t.t.t. (Future)
- had ontworteld
- had ontworteld
- had ontworteld
- had ontworteld
- hadden ontworteld
- hadden ontworteld
- hadden ontworteld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb ontworteld
- hebt ontworteld
- heeft ontworteld
- hebt ontworteld
- hebben ontworteld
- hebben ontworteld
- hebben ontworteld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal ontworteld hebben
- zult ontworteld hebben
- zal ontworteld hebben
- zult ontworteld hebben
- zult ontworteld hebben
- zullen ontworteld hebben
- zullen ontworteld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou ontworteld hebben
- zou ontworteld hebben
- zou ontworteld hebben
- zou ontworteld hebben
- zouden ontworteld hebben
- zouden ontworteld hebben
- zouden ontworteld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)