INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- excuseerde
- excuseerde
- excuseerde
- excuseerde
- excuseerden
- excuseerden
- excuseerden
O.v.t. (Past)
- zal excuseren
- zult excuseren
- zal excuseren
- zult excuseren
- zult excuseren
- zullen excuseren
- zullen excuseren
O.t.t.t. (Future)
- had geëxcuseerd
- had geëxcuseerd
- had geëxcuseerd
- had geëxcuseerd
- hadden geëxcuseerd
- hadden geëxcuseerd
- hadden geëxcuseerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geëxcuseerd
- hebt geëxcuseerd
- heeft geëxcuseerd
- hebt geëxcuseerd
- hebben geëxcuseerd
- hebben geëxcuseerd
- hebben geëxcuseerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geëxcuseerd hebben
- zult geëxcuseerd hebben
- zal geëxcuseerd hebben
- zult geëxcuseerd hebben
- zult geëxcuseerd hebben
- zullen geëxcuseerd hebben
- zullen geëxcuseerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geëxcuseerd hebben
- zou geëxcuseerd hebben
- zou geëxcuseerd hebben
- zou geëxcuseerd hebben
- zouden geëxcuseerd hebben
- zouden geëxcuseerd hebben
- zouden geëxcuseerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geëxcuseerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geëxcuseerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)