INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- bloosde
- bloosde
- bloosde
- bloosde
- bloosden
- bloosden
- bloosden
O.v.t. (Past)
- zal blozen
- zult blozen
- zal blozen
- zult blozen
- zult blozen
- zullen blozen
- zullen blozen
O.t.t.t. (Future)
- had gebloosd
- had gebloosd
- had gebloosd
- had gebloosd
- hadden gebloosd
- hadden gebloosd
- hadden gebloosd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gebloosd
- hebt gebloosd
- heeft gebloosd
- hebt gebloosd
- hebben gebloosd
- hebben gebloosd
- hebben gebloosd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gebloosd hebben
- zult gebloosd hebben
- zal gebloosd hebben
- zult gebloosd hebben
- zult gebloosd hebben
- zullen gebloosd hebben
- zullen gebloosd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gebloosd hebben
- zou gebloosd hebben
- zou gebloosd hebben
- zou gebloosd hebben
- zouden gebloosd hebben
- zouden gebloosd hebben
- zouden gebloosd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)