INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- biologeerde
- biologeerde
- biologeerde
- biologeerde
- biologeerden
- biologeerden
- biologeerden
O.v.t. (Past)
- zal biologeren
- zult biologeren
- zal biologeren
- zult biologeren
- zult biologeren
- zullen biologeren
- zullen biologeren
O.t.t.t. (Future)
- had gebiologeerd
- had gebiologeerd
- had gebiologeerd
- had gebiologeerd
- hadden gebiologeerd
- hadden gebiologeerd
- hadden gebiologeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gebiologeerd
- hebt gebiologeerd
- heeft gebiologeerd
- hebt gebiologeerd
- hebben gebiologeerd
- hebben gebiologeerd
- hebben gebiologeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gebiologeerd hebben
- zult gebiologeerd hebben
- zal gebiologeerd hebben
- zult gebiologeerd hebben
- zult gebiologeerd hebben
- zullen gebiologeerd hebben
- zullen gebiologeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gebiologeerd hebben
- zou gebiologeerd hebben
- zou gebiologeerd hebben
- zou gebiologeerd hebben
- zouden gebiologeerd hebben
- zouden gebiologeerd hebben
- zouden gebiologeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gebiologeerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gebiologeerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)