NL.png arbitreren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • arbitreren

O.t.t. (Present)

  • arbitreerde
  • arbitreerde
  • arbitreerde
  • arbitreerde
  • arbitreerden
  • arbitreerden
  • arbitreerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal arbitreren
  • zult arbitreren
  • zal arbitreren
  • zult arbitreren
  • zult arbitreren
  • zullen arbitreren
  • zullen arbitreren

O.t.t.t. (Future)

  • had gearbitreerd
  • had gearbitreerd
  • had gearbitreerd
  • had gearbitreerd
  • hadden gearbitreerd
  • hadden gearbitreerd
  • hadden gearbitreerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gearbitreerd
  • hebt gearbitreerd
  • heeft gearbitreerd
  • hebt gearbitreerd
  • hebben gearbitreerd
  • hebben gearbitreerd
  • hebben gearbitreerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gearbitreerd hebben
  • zult gearbitreerd hebben
  • zal gearbitreerd hebben
  • zult gearbitreerd hebben
  • zult gearbitreerd hebben
  • zullen gearbitreerd hebben
  • zullen gearbitreerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gearbitreerd hebben
  • zou gearbitreerd hebben
  • zou gearbitreerd hebben
  • zou gearbitreerd hebben
  • zouden gearbitreerd hebben
  • zouden gearbitreerd hebben
  • zouden gearbitreerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gearbitreerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gearbitreerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gearbitreerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gearbitreerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gearbitreerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gearbitreerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gearbitreerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gearbitreerd zijn
  •