INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- dribbelde
- dribbelde
- dribbelde
- dribbelde
- dribbelden
- dribbelden
- dribbelden
O.v.t. (Past)
- zal dribbelen
- zult dribbelen
- zal dribbelen
- zult dribbelen
- zult dribbelen
- zullen dribbelen
- zullen dribbelen
O.t.t.t. (Future)
- had gedribbeld
- had gedribbeld
- had gedribbeld
- had gedribbeld
- hadden gedribbeld
- hadden gedribbeld
- hadden gedribbeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedribbeld
- hebt gedribbeld
- heeft gedribbeld
- hebt gedribbeld
- hebben gedribbeld
- hebben gedribbeld
- hebben gedribbeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedribbeld hebben
- zult gedribbeld hebben
- zal gedribbeld hebben
- zult gedribbeld hebben
- zult gedribbeld hebben
- zullen gedribbeld hebben
- zullen gedribbeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedribbeld hebben
- zou gedribbeld hebben
- zou gedribbeld hebben
- zou gedribbeld hebben
- zouden gedribbeld hebben
- zouden gedribbeld hebben
- zouden gedribbeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)