INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- collideerde
- collideerde
- collideerde
- collideerde
- collideerden
- collideerden
- collideerden
O.v.t. (Past)
- zal collideren
- zult collideren
- zal collideren
- zult collideren
- zult collideren
- zullen collideren
- zullen collideren
O.t.t.t. (Future)
- had gecollideerd
- had gecollideerd
- had gecollideerd
- had gecollideerd
- hadden gecollideerd
- hadden gecollideerd
- hadden gecollideerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecollideerd
- hebt gecollideerd
- heeft gecollideerd
- hebt gecollideerd
- hebben gecollideerd
- hebben gecollideerd
- hebben gecollideerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecollideerd hebben
- zult gecollideerd hebben
- zal gecollideerd hebben
- zult gecollideerd hebben
- zult gecollideerd hebben
- zullen gecollideerd hebben
- zullen gecollideerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecollideerd hebben
- zou gecollideerd hebben
- zou gecollideerd hebben
- zou gecollideerd hebben
- zouden gecollideerd hebben
- zouden gecollideerd hebben
- zouden gecollideerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)