INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- adduceerde
- adduceerde
- adduceerde
- adduceerde
- adduceerden
- adduceerden
- adduceerden
O.v.t. (Past)
- zal adduceren
- zult adduceren
- zal adduceren
- zult adduceren
- zult adduceren
- zullen adduceren
- zullen adduceren
O.t.t.t. (Future)
- had geadduceerd
- had geadduceerd
- had geadduceerd
- had geadduceerd
- hadden geadduceerd
- hadden geadduceerd
- hadden geadduceerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geadduceerd
- hebt geadduceerd
- heeft geadduceerd
- hebt geadduceerd
- hebben geadduceerd
- hebben geadduceerd
- hebben geadduceerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geadduceerd hebben
- zult geadduceerd hebben
- zal geadduceerd hebben
- zult geadduceerd hebben
- zult geadduceerd hebben
- zullen geadduceerd hebben
- zullen geadduceerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geadduceerd hebben
- zou geadduceerd hebben
- zou geadduceerd hebben
- zou geadduceerd hebben
- zouden geadduceerd hebben
- zouden geadduceerd hebben
- zouden geadduceerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geadduceerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geadduceerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)