INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- klonk aaneen
- klonk aaneen
- klonk aaneen
- klonk aaneen
- klonken aaneen
- klonken aaneen
- klonken aaneen
O.v.t. (Past)
- zal aaneenklinken
- zult aaneenklinken
- zal aaneenklinken
- zult aaneenklinken
- zult aaneenklinken
- zullen aaneenklinken
- zullen aaneenklinken
O.t.t.t. (Future)
- had aaneengeklonken
- had aaneengeklonken
- had aaneengeklonken
- had aaneengeklonken
- hadden aaneengeklonken
- hadden aaneengeklonken
- hadden aaneengeklonken
O.v.t.t. (Condicional)
- heb aaneengeklonken
- hebt aaneengeklonken
- heeft aaneengeklonken
- hebt aaneengeklonken
- hebben aaneengeklonken
- hebben aaneengeklonken
- hebben aaneengeklonken
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal aaneengeklonken hebben
- zult aaneengeklonken hebben
- zal aaneengeklonken hebben
- zult aaneengeklonken hebben
- zult aaneengeklonken hebben
- zullen aaneengeklonken hebben
- zullen aaneengeklonken hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou aaneengeklonken hebben
- zou aaneengeklonken hebben
- zou aaneengeklonken hebben
- zou aaneengeklonken hebben
- zouden aaneengeklonken hebben
- zouden aaneengeklonken hebben
- zouden aaneengeklonken hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen aaneengeklonken worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden aaneengeklonken worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen aaneengeklonken zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden aaneengeklonken zijn
-