INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- meldde af
- meldde af
- meldde af
- meldde af
- meldden af
- meldden af
- meldden af
O.v.t. (Past)
- zal afmelden
- zult afmelden
- zal afmelden
- zult afmelden
- zult afmelden
- zullen afmelden
- zullen afmelden
O.t.t.t. (Future)
- had afgemeld
- had afgemeld
- had afgemeld
- had afgemeld
- hadden afgemeld
- hadden afgemeld
- hadden afgemeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb afgemeld
- hebt afgemeld
- heeft afgemeld
- hebt afgemeld
- hebben afgemeld
- hebben afgemeld
- hebben afgemeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal afgemeld hebben
- zult afgemeld hebben
- zal afgemeld hebben
- zult afgemeld hebben
- zult afgemeld hebben
- zullen afgemeld hebben
- zullen afgemeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou afgemeld hebben
- zou afgemeld hebben
- zou afgemeld hebben
- zou afgemeld hebben
- zouden afgemeld hebben
- zouden afgemeld hebben
- zouden afgemeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)