INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- acquitteerde
- acquitteerde
- acquitteerde
- acquitteerde
- acquitteerden
- acquitteerden
- acquitteerden
O.v.t. (Past)
- zal acquitteren
- zult acquitteren
- zal acquitteren
- zult acquitteren
- zult acquitteren
- zullen acquitteren
- zullen acquitteren
O.t.t.t. (Future)
- had geacquitteerd
- had geacquitteerd
- had geacquitteerd
- had geacquitteerd
- hadden geacquitteerd
- hadden geacquitteerd
- hadden geacquitteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geacquitteerd
- hebt geacquitteerd
- heeft geacquitteerd
- hebt geacquitteerd
- hebben geacquitteerd
- hebben geacquitteerd
- hebben geacquitteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geacquitteerd hebben
- zult geacquitteerd hebben
- zal geacquitteerd hebben
- zult geacquitteerd hebben
- zult geacquitteerd hebben
- zullen geacquitteerd hebben
- zullen geacquitteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geacquitteerd hebben
- zou geacquitteerd hebben
- zou geacquitteerd hebben
- zou geacquitteerd hebben
- zouden geacquitteerd hebben
- zouden geacquitteerd hebben
- zouden geacquitteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geacquitteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geacquitteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geacquitteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geacquitteerd zijn
-