INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegden
- verpleegden
- verpleegden
O.v.t. (Past)
- zal verplegen
- zult verplegen
- zal verplegen
- zult verplegen
- zult verplegen
- zullen verplegen
- zullen verplegen
O.t.t.t. (Future)
- had verpleegd
- had verpleegd
- had verpleegd
- had verpleegd
- hadden verpleegd
- hadden verpleegd
- hadden verpleegd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb verpleegd
- hebt verpleegd
- heeft verpleegd
- hebt verpleegd
- hebben verpleegd
- hebben verpleegd
- hebben verpleegd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal verpleegd hebben
- zult verpleegd hebben
- zal verpleegd hebben
- zult verpleegd hebben
- zult verpleegd hebben
- zullen verpleegd hebben
- zullen verpleegd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou verpleegd hebben
- zou verpleegd hebben
- zou verpleegd hebben
- zou verpleegd hebben
- zouden verpleegd hebben
- zouden verpleegd hebben
- zouden verpleegd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)