INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- annuleerde
- annuleerde
- annuleerde
- annuleerde
- annuleerden
- annuleerden
- annuleerden
O.v.t. (Past)
- zal annuleren
- zult annuleren
- zal annuleren
- zult annuleren
- zult annuleren
- zullen annuleren
- zullen annuleren
O.t.t.t. (Future)
- had geannuleerd
- had geannuleerd
- had geannuleerd
- had geannuleerd
- hadden geannuleerd
- hadden geannuleerd
- hadden geannuleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geannuleerd
- hebt geannuleerd
- heeft geannuleerd
- hebt geannuleerd
- hebben geannuleerd
- hebben geannuleerd
- hebben geannuleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geannuleerd hebben
- zult geannuleerd hebben
- zal geannuleerd hebben
- zult geannuleerd hebben
- zult geannuleerd hebben
- zullen geannuleerd hebben
- zullen geannuleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geannuleerd hebben
- zou geannuleerd hebben
- zou geannuleerd hebben
- zou geannuleerd hebben
- zouden geannuleerd hebben
- zouden geannuleerd hebben
- zouden geannuleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geannuleerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geannuleerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)