INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- beval aan
- beval aan
- beval aan
- beval aan
- bevalen aan
- bevalen aan
- bevalen aan
O.v.t. (Past)
- zal aanbevelen
- zult aanbevelen
- zal aanbevelen
- zult aanbevelen
- zult aanbevelen
- zullen aanbevelen
- zullen aanbevelen
O.t.t.t. (Future)
- had aanbevolen
- had aanbevolen
- had aanbevolen
- had aanbevolen
- hadden aanbevolen
- hadden aanbevolen
- hadden aanbevolen
O.v.t.t. (Condicional)
- heb aanbevolen
- hebt aanbevolen
- heeft aanbevolen
- hebt aanbevolen
- hebben aanbevolen
- hebben aanbevolen
- hebben aanbevolen
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal aanbevolen hebben
- zult aanbevolen hebben
- zal aanbevolen hebben
- zult aanbevolen hebben
- zult aanbevolen hebben
- zullen aanbevolen hebben
- zullen aanbevolen hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou aanbevolen hebben
- zou aanbevolen hebben
- zou aanbevolen hebben
- zou aanbevolen hebben
- zouden aanbevolen hebben
- zouden aanbevolen hebben
- zouden aanbevolen hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)