NL.png zakken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • zakken

O.t.t. (Present)

  • zakte
  • zakte
  • zakte
  • zakte
  • zakten
  • zakten
  • zakten
 

O.v.t. (Past)

  • zal zakken
  • zult zakken
  • zal zakken
  • zult zakken
  • zult zakken
  • zullen zakken
  • zullen zakken

O.t.t.t. (Future)

  • was gezakt
  • was gezakt
  • was gezakt
  • was gezakt
  • waren gezakt
  • waren gezakt
  • waren gezakt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben gezakt
  • bent gezakt
  • is gezakt
  • bent gezakt
  • zijn gezakt
  • zijn gezakt
  • zijn gezakt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gezakt zijn
  • zult gezakt zijn
  • zal gezakt zijn
  • zult gezakt zijn
  • zult gezakt zijn
  • zullen gezakt zijn
  • zullen gezakt zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gezakt zijn
  • zou gezakt zijn
  • zou gezakt zijn
  • zou gezakt zijn
  • zouden gezakt zijn
  • zouden gezakt zijn
  • zouden gezakt zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •