NL.png vleien

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • vleien

O.t.t. (Present)

  • vleide
  • vleide
  • vleide
  • vleide
  • vleiden
  • vleiden
  • vleiden
 

O.v.t. (Past)

  • zal vleien
  • zult vleien
  • zal vleien
  • zult vleien
  • zult vleien
  • zullen vleien
  • zullen vleien

O.t.t.t. (Future)

  • had gevleid
  • had gevleid
  • had gevleid
  • had gevleid
  • hadden gevleid
  • hadden gevleid
  • hadden gevleid
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gevleid
  • hebt gevleid
  • heeft gevleid
  • hebt gevleid
  • hebben gevleid
  • hebben gevleid
  • hebben gevleid

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gevleid hebben
  • zult gevleid hebben
  • zal gevleid hebben
  • zult gevleid hebben
  • zult gevleid hebben
  • zullen gevleid hebben
  • zullen gevleid hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gevleid hebben
  • zou gevleid hebben
  • zou gevleid hebben
  • zou gevleid hebben
  • zouden gevleid hebben
  • zouden gevleid hebben
  • zouden gevleid hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gevleid
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gevleid
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gevleid worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gevleid worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gevleid
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gevleid
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gevleid zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gevleid zijn
  •