INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• verzoeken

O.t.t. (Present)

• verzocht
• verzocht
• verzocht
• verzocht
• verzochten
• verzochten
• verzochten

O.v.t. (Past)

• zal verzoeken
• zult verzoeken
• zal verzoeken
• zult verzoeken
• zult verzoeken
• zullen verzoeken
• zullen verzoeken

O.t.t.t. (Future)

• had verzocht
• had verzocht
• had verzocht
• had verzocht
• hadden verzocht
• hadden verzocht
• hadden verzocht

O.v.t.t. (Condicional)

• heb verzocht
• hebt verzocht
• heeft verzocht
• hebt verzocht
• hebben verzocht
• hebben verzocht
• hebben verzocht

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal verzocht hebben
• zult verzocht hebben
• zal verzocht hebben
• zult verzocht hebben
• zult verzocht hebben
• zullen verzocht hebben
• zullen verzocht hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou verzocht hebben
• zou verzocht hebben
• zou verzocht hebben
• zou verzocht hebben
• zouden verzocht hebben
• zouden verzocht hebben
• zouden verzocht hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden verzocht
•  

O.v.t. (Past)

• worden verzocht
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen verzocht worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden verzocht worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn verzocht
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was verzocht
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen verzocht zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden verzocht zijn
•