NL.png verontschuldigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verontschuldigen

O.t.t. (Present)

  • verontschuldigde
  • verontschuldigde
  • verontschuldigde
  • verontschuldigde
  • verontschuldigden
  • verontschuldigden
  • verontschuldigden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verontschuldigen
  • zult verontschuldigen
  • zal verontschuldigen
  • zult verontschuldigen
  • zult verontschuldigen
  • zullen verontschuldigen
  • zullen verontschuldigen

O.t.t.t. (Future)

  • had verontschuldigd
  • had verontschuldigd
  • had verontschuldigd
  • had verontschuldigd
  • hadden verontschuldigd
  • hadden verontschuldigd
  • hadden verontschuldigd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verontschuldigd
  • hebt verontschuldigd
  • heeft verontschuldigd
  • hebt verontschuldigd
  • hebben verontschuldigd
  • hebben verontschuldigd
  • hebben verontschuldigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verontschuldigd hebben
  • zult verontschuldigd hebben
  • zal verontschuldigd hebben
  • zult verontschuldigd hebben
  • zult verontschuldigd hebben
  • zullen verontschuldigd hebben
  • zullen verontschuldigd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verontschuldigd hebben
  • zou verontschuldigd hebben
  • zou verontschuldigd hebben
  • zou verontschuldigd hebben
  • zouden verontschuldigd hebben
  • zouden verontschuldigd hebben
  • zouden verontschuldigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verontschuldigd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verontschuldigd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verontschuldigd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verontschuldigd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verontschuldigd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verontschuldigd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verontschuldigd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verontschuldigd zijn
  •