NL.png verliezen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verliezen

O.t.t. (Present)

  • verloor
  • verloor
  • verloor
  • verloor
  • verloren
  • verloren
  • verloren
 

O.v.t. (Past)

  • zal verliezen
  • zult verliezen
  • zal verliezen
  • zult verliezen
  • zult verliezen
  • zullen verliezen
  • zullen verliezen

O.t.t.t. (Future)

  • had verloren
  • had verloren
  • had verloren
  • had verloren
  • hadden verloren
  • hadden verloren
  • hadden verloren
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verloren
  • hebt verloren
  • heeft verloren
  • hebt verloren
  • hebben verloren
  • hebben verloren
  • hebben verloren

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verloren hebben
  • zult verloren hebben
  • zal verloren hebben
  • zult verloren hebben
  • zult verloren hebben
  • zullen verloren hebben
  • zullen verloren hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verloren hebben
  • zou verloren hebben
  • zou verloren hebben
  • zou verloren hebben
  • zouden verloren hebben
  • zouden verloren hebben
  • zouden verloren hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verloren
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verloren
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verloren worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verloren worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verloren
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verloren
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verloren zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verloren zijn
  •