INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- vereenvoudigde
- vereenvoudigde
- vereenvoudigde
- vereenvoudigde
- vereenvoudigden
- vereenvoudigden
- vereenvoudigden
O.v.t. (Past)
- zal vereenvoudigen
- zult vereenvoudigen
- zal vereenvoudigen
- zult vereenvoudigen
- zult vereenvoudigen
- zullen vereenvoudigen
- zullen vereenvoudigen
O.t.t.t. (Future)
- had vereenvoudigd
- had vereenvoudigd
- had vereenvoudigd
- had vereenvoudigd
- hadden vereenvoudig
- hadden vereenvoudig
- hadden vereenvoudig
O.v.t.t. (Condicional)
- heb vereenvoudigd
- hebt vereenvoudigd
- heeft vereenvoudigd
- hebt vereenvoudigd
- hebben vereenvoudigd
- hebben vereenvoudigd
- hebben vereenvoudigd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal vereenvoudigd hebben
- zult vereenvoudigd hebben
- zal vereenvoudigd hebben
- zult vereenvoudigd hebben
- zult vereenvoudigd hebben
- zullen vereenvoudigd hebben
- zullen vereenvoudigd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou vereenvoudigd hebben
- zou vereenvoudigd hebben
- zou vereenvoudigd hebben
- zou vereenvoudigd hebben
- zouden vereenvoudigd hebben
- zouden vereenvoudigd hebben
- zouden vereenvoudigd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen vereenvoudigd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden vereenvoudigd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen vereenvoudigd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden vereenvoudigd zijn
-