NL.png ventileren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • ventileren

O.t.t. (Present)

  • ventileerde
  • ventileerde
  • ventileerde
  • ventileerde
  • ventileerden
  • ventileerden
  • ventileerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal ventileren
  • zult ventileren
  • zal ventileren
  • zult ventileren
  • zult ventileren
  • zullen ventileren
  • zullen ventileren

O.t.t.t. (Future)

  • had geventileerd
  • had geventileerd
  • had geventileerd
  • had geventileerd
  • hadden geventileerd
  • hadden geventileerd
  • hadden geventileerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geventileerd
  • hebt geventileerd
  • heeft geventileerd
  • hebt geventileerd
  • hebben geventileerd
  • hebben geventileerd
  • hebben geventileerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geventileerd hebben
  • zult geventileerd hebben
  • zal geventileerd hebben
  • zult geventileerd hebben
  • zult geventileerd hebben
  • zullen geventileerd hebben
  • zullen geventileerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geventileerd hebben
  • zou geventileerd hebben
  • zou geventileerd hebben
  • zou geventileerd hebben
  • zouden geventileerd hebben
  • zouden geventileerd hebben
  • zouden geventileerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geventileerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geventileerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geventileerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geventileerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geventileerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geventileerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geventileerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geventileerd zijn
  •