INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• stichten

O.t.t. (Present)

• stichtte
• stichtte
• stichtte
• stichtte
• stichtten
• stichtten
• stichtten

O.v.t. (Past)

• zal stichten
• zult stichten
• zal stichten
• zult stichten
• zult stichten
• zullen stichten
• zullen stichten

O.t.t.t. (Future)

• had gesticht
• had gesticht
• had gesticht
• had gesticht
• hadden gesticht
• hadden gesticht
• hadden gesticht

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gesticht
• hebt gesticht
• heeft gesticht
• hebt gesticht
• hebben gesticht
• hebben gesticht
• hebben gesticht

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gesticht hebben
• zult gesticht hebben
• zal gesticht hebben
• zult gesticht hebben
• zult gesticht hebben
• zullen gesticht hebben
• zullen gesticht hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gesticht hebben
• zou gesticht hebben
• zou gesticht hebben
• zou gesticht hebben
• zouden gesticht hebben
• zouden gesticht hebben
• zouden gesticht hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gesticht
•  

O.v.t. (Past)

• worden gesticht
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gesticht worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gesticht worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gesticht
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gesticht
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gesticht zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gesticht zijn
•