INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• schilderen

O.t.t. (Present)

• schilderde
• schilderde
• schilderde
• schilderde
• schilderden
• schilderden
• schilderden

O.v.t. (Past)

• zal schilderen
• zult schilderen
• zal schilderen
• zult schilderen
• zult schilderen
• zullen schilderen
• zullen schilderen

O.t.t.t. (Future)

• had geschilderd
• had geschilderd
• had geschilderd
• had geschilderd
• hadden geschilderd
• hadden geschilderd
• hadden geschilderd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb geschilderd
• hebt geschilderd
• heeft geschilderd
• hebt geschilderd
• hebben geschilderd
• hebben geschilderd
• hebben geschilderd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal geschilderd hebben
• zult geschilderd hebben
• zal geschilderd hebben
• zult geschilderd hebben
• zult geschilderd hebben
• zullen geschilderd hebben
• zullen geschilderd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou geschilderd hebben
• zou geschilderd hebben
• zou geschilderd hebben
• zou geschilderd hebben
• zouden geschilderd hebben
• zouden geschilderd hebben
• zouden geschilderd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden geschilderd
•  

O.v.t. (Past)

• worden geschilderd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen geschilderd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden geschilderd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn geschilderd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was geschilderd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen geschilderd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden geschilderd zijn
•