NL.png raken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • raken

O.t.t. (Present)

  • raakte
  • raakte
  • raakte
  • raakte
  • raakten
  • raakten
  • raakten
 

O.v.t. (Past)

  • zal raken
  • zult raken
  • zal raken
  • zult raken
  • zult raken
  • zullen raken
  • zullen raken

O.t.t.t. (Future)

  • had geraakt
  • had geraakt
  • had geraakt
  • had geraakt
  • hadden geraakt
  • hadden geraakt
  • hadden geraakt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geraakt
  • hebt geraakt
  • heeft geraakt
  • hebt geraakt
  • hebben geraakt
  • hebben geraakt
  • hebben geraakt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geraakt hebben
  • zult geraakt hebben
  • zal geraakt hebben
  • zult geraakt hebben
  • zult geraakt hebben
  • zullen geraakt hebben
  • zullen geraakt hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geraakt hebben
  • zou geraakt hebben
  • zou geraakt hebben
  • zou geraakt hebben
  • zouden geraakt hebben
  • zouden geraakt hebben
  • zouden geraakt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geraakt
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geraakt
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geraakt worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geraakt worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geraakt
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geraakt
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geraakt zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geraakt zijn
  •