NL.png prijzen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • prijzen

O.t.t. (Present)

  • prees
  • prees
  • prees
  • prees
  • prezen
  • prezen
  • prezen
 

O.v.t. (Past)

  • zal prijzen
  • zult prijzen
  • zal prijzen
  • zult prijzen
  • zult prijzen
  • zullen prijzen
  • zullen prijzen

O.t.t.t. (Future)

  • had geprezen
  • had geprezen
  • had geprezen
  • had geprezen
  • hadden geprezen
  • hadden geprezen
  • hadden geprezen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geprezen
  • hebt geprezen
  • heeft geprezen
  • hebt geprezen
  • hebben geprezen
  • hebben geprezen
  • hebben geprezen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geprezen hebben
  • zult geprezen hebben
  • zal geprezen hebben
  • zult geprezen hebben
  • zult geprezen hebben
  • zullen geprezen hebben
  • zullen geprezen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geprezen hebben
  • zou geprezen hebben
  • zou geprezen hebben
  • zou geprezen hebben
  • zouden geprezen hebben
  • zouden geprezen hebben
  • zouden geprezen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geprezen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geprezen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geprezen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geprezen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geprezen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geprezen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geprezen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geprezen zijn
  •