NL.png plukken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • plukken

O.t.t. (Present)

  • plukte
  • plukte
  • plukte
  • plukte
  • plukten
  • plukten
  • plukten
 

O.v.t. (Past)

  • zal plukken
  • zult plukken
  • zal plukken
  • zult plukken
  • zult plukken
  • zullen plukken
  • zullen plukken

O.t.t.t. (Future)

  • had geplukt
  • had geplukt
  • had geplukt
  • had geplukt
  • hadden geplukt
  • hadden geplukt
  • hadden geplukt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geplukt
  • hebt geplukt
  • heeft geplukt
  • hebt geplukt
  • hebben geplukt
  • hebben geplukt
  • hebben geplukt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geplukt hebben
  • zult geplukt hebben
  • zal geplukt hebben
  • zult geplukt hebben
  • zult geplukt hebben
  • zullen geplukt hebben
  • zullen geplukt hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geplukt hebben
  • zou geplukt hebben
  • zou geplukt hebben
  • zou geplukt hebben
  • zouden geplukt hebben
  • zouden geplukt hebben
  • zouden geplukt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geplukt
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geplukt
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geplukt worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geplukt worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geplukt
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geplukt
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geplukt zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geplukt zijn
  •