NL.png opslaan

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • opslaan

O.t.t. (Present)

  • sloeg op
  • sloeg op
  • sloeg op
  • sloeg op
  • sloegen op
  • sloegen op
  • sloegen op
 

O.v.t. (Past)

  • zal opslaan
  • zult opslaan
  • zal opslaan
  • zult opslaan
  • zult opslaan
  • zullen opslaan
  • zullen opslaan

O.t.t.t. (Future)

  • had opgeslagen
  • had opgeslagen
  • had opgeslagen
  • had opgeslagen
  • hadden opgeslagen
  • hadden opgeslagen
  • hadden opgeslagen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb opgeslagen
  • hebt opgeslagen
  • heeft opgeslagen
  • hebt opgeslagen
  • hebben opgeslagen
  • hebben opgeslagen
  • hebben opgeslagen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal opgeslagen hebben
  • zult opgeslagen hebben
  • zal opgeslagen hebben
  • zult opgeslagen hebben
  • zult opgeslagen hebben
  • zullen opgeslagen hebben
  • zullen opgeslagen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou opgeslagen hebben
  • zou opgeslagen hebben
  • zou opgeslagen hebben
  • zou opgeslagen hebben
  • zouden opgeslagen hebben
  • zouden opgeslagen hebben
  • zouden opgeslagen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden opgeslagen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden opgeslagen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen opgeslagen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden opgeslagen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn opgeslagen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was opgeslagen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen opgeslagen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden opgeslagen zijn
  •