INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• oogsten

O.t.t. (Present)

• oogstte
• oogstte
• oogstte
• oogstte
• oogstten
• oogstten
• oogstten

O.v.t. (Past)

• zal oogsten
• zult oogsten
• zal oogsten
• zult oogsten
• zult oogsten
• zullen oogsten
• zullen oogsten

O.t.t.t. (Future)

• had geoogst
• had geoogst
• had geoogst
• had geoogst
• hadden geoogst
• hadden geoogst
• hadden geoogst

O.v.t.t. (Condicional)

• heb geoogst
• hebt geoogst
• heeft geoogst
• hebt geoogst
• hebben geoogst
• hebben geoogst
• hebben geoogst

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal geoogst hebben
• zult geoogst hebben
• zal geoogst hebben
• zult geoogst hebben
• zult geoogst hebben
• zullen geoogst hebben
• zullen geoogst hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou geoogst hebben
• zou geoogst hebben
• zou geoogst hebben
• zou geoogst hebben
• zouden geoogst hebben
• zouden geoogst hebben
• zouden geoogst hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden geoogst
•  

O.v.t. (Past)

• worden geoogst
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen geoogst worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden geoogst worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn geoogst
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was geoogst
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen geoogst zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden geoogst zijn
•