NL.png onderbreken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • onderbreken

O.t.t. (Present)

  • onderbrak
  • onderbrak
  • onderbrak
  • onderbrak
  • onderbraken
  • onderbraken
  • onderbraken
 

O.v.t. (Past)

  • zal onderbreken
  • zult onderbreken
  • zal onderbreken
  • zult onderbreken
  • zult onderbreken
  • zullen onderbreken
  • zullen onderbreken

O.t.t.t. (Future)

  • had onderbroken
  • had onderbroken
  • had onderbroken
  • had onderbroken
  • hadden onderbroken
  • hadden onderbroken
  • hadden onderbroken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb onderbroken
  • hebt onderbroken
  • heeft onderbroken
  • hebt onderbroken
  • hebben onderbroken
  • hebben onderbroken
  • hebben onderbroken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal onderbroken hebben
  • zult onderbroken hebben
  • zal onderbroken hebben
  • zult onderbroken hebben
  • zult onderbroken hebben
  • zullen onderbroken hebben
  • zullen onderbroken hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou onderbroken hebben
  • zou onderbroken hebben
  • zou onderbroken hebben
  • zou onderbroken hebben
  • zouden onderbroken hebben
  • zouden onderbroken hebben
  • zouden onderbroken hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden onderbroken
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden onderbroken
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen onderbroken worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden onderbroken worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn onderbroken
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was onderbroken
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen onderbroken zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden onderbroken zijn
  •