NL.png monteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • monteren

O.t.t. (Present)

  • monteerde
  • monteerde
  • monteerde
  • monteerde
  • monteerden
  • monteerden
  • monteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal monteren
  • zult monteren
  • zal monteren
  • zult monteren
  • zult monteren
  • zullen monteren
  • zullen monteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gemonteerd
  • had gemonteerd
  • had gemonteerd
  • had gemonteerd
  • hadden gemonteerd
  • hadden gemonteerd
  • hadden gemonteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemonteerd
  • hebt gemonteerd
  • heeft gemonteerd
  • hebt gemonteerd
  • hebben gemonteerd
  • hebben gemonteerd
  • hebben gemonteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemonteerd hebben
  • zult gemonteerd hebben
  • zal gemonteerd hebben
  • zult gemonteerd hebben
  • zult gemonteerd hebben
  • zullen gemonteerd hebben
  • zullen gemonteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemonteerd hebben
  • zou gemonteerd hebben
  • zou gemonteerd hebben
  • zou gemonteerd hebben
  • zouden gemonteerd hebben
  • zouden gemonteerd hebben
  • zouden gemonteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemonteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemonteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemonteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemonteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemonteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemonteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemonteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemonteerd zijn
  •