NL.png liften

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • liften

O.t.t. (Present)

  • liftte
  • liftte
  • liftte
  • liftte
  • liftten
  • liftten
  • liftten
 

O.v.t. (Past)

  • zal liften
  • zult liften
  • zal liften
  • zult liften
  • zult liften
  • zullen liften
  • zullen liften

O.t.t.t. (Future)

  • had gelift
  • had gelift
  • had gelift
  • had gelift
  • hadden gelift
  • hadden gelift
  • hadden gelift
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelift
  • hebt gelift
  • heeft gelift
  • hebt gelift
  • hebben gelift
  • hebben gelift
  • hebben gelift

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelift hebben
  • zult gelift hebben
  • zal gelift hebben
  • zult gelift hebben
  • zult gelift hebben
  • zullen gelift hebben
  • zullen gelift hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelift hebben
  • zou gelift hebben
  • zou gelift hebben
  • zou gelift hebben
  • zouden gelift hebben
  • zouden gelift hebben
  • zouden gelift hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •