NL.png funderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • funderen

O.t.t. (Present)

  • fundeerde
  • fundeerde
  • fundeerde
  • fundeerde
  • fundeerden
  • fundeerden
  • fundeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal funderen
  • zult funderen
  • zal funderen
  • zult funderen
  • zult funderen
  • zullen funderen
  • zullen funderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gefundeerd
  • had gefundeerd
  • had gefundeerd
  • had gefundeerd
  • hadden gefundeerd
  • hadden gefundeerd
  • hadden gefundeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gefundeerd
  • hebt gefundeerd
  • heeft gefundeerd
  • hebt gefundeerd
  • hebben gefundeerd
  • hebben gefundeerd
  • hebben gefundeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gefundeerd hebben
  • zult gefundeerd hebben
  • zal gefundeerd hebben
  • zult gefundeerd hebben
  • zult gefundeerd hebben
  • zullen gefundeerd hebben
  • zullen gefundeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gefundeerd hebben
  • zou gefundeerd hebben
  • zou gefundeerd hebben
  • zou gefundeerd hebben
  • zouden gefundeerd hebben
  • zouden gefundeerd hebben
  • zouden gefundeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gefundeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gefundeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gefundeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gefundeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gefundeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gefundeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gefundeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gefundeerd zijn
  •