INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- fruitte
- fruitte
- fruitte
- fruitte
- fruitten
- fruitten
- fruitten
O.v.t. (Past)
- zal fruiten
- zult fruiten
- zal fruiten
- zult fruiten
- zult fruiten
- zullen fruiten
- zullen fruiten
O.t.t.t. (Future)
- had gefruit
- had gefruit
- had gefruit
- had gefruit
- hadden gefruit
- hadden gefruit
- hadden gefruit
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefruit
- hebt gefruit
- heeft gefruit
- hebt gefruit
- hebben gefruit
- hebben gefruit
- hebben gefruit
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefruit hebben
- zult gefruit hebben
- zal gefruit hebben
- zult gefruit hebben
- zult gefruit hebben
- zullen gefruit hebben
- zullen gefruit hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefruit hebben
- zou gefruit hebben
- zou gefruit hebben
- zou gefruit hebben
- zouden gefruit hebben
- zouden gefruit hebben
- zouden gefruit hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)