NL.png financieren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • financieren

O.t.t. (Present)

  • financierde
  • financierde
  • financierde
  • financierde
  • financierden
  • financierden
  • financierden
 

O.v.t. (Past)

  • zal financieren
  • zult financieren
  • zal financieren
  • zult financieren
  • zult financieren
  • zullen financieren
  • zullen financieren

O.t.t.t. (Future)

  • had gefinancierd
  • had gefinancierd
  • had gefinancierd
  • had gefinancierd
  • hadden gefinancierd
  • hadden gefinancierd
  • hadden gefinancierd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gefinancierd
  • hebt gefinancierd
  • heeft gefinancierd
  • hebt gefinancierd
  • hebben gefinancierd
  • hebben gefinancierd
  • hebben gefinancierd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gefinancierd hebben
  • zult gefinancierd hebben
  • zal gefinancierd hebben
  • zult gefinancierd hebben
  • zult gefinancierd hebben
  • zullen gefinancierd hebben
  • zullen gefinancierd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gefinancierd hebben
  • zou gefinancierd hebben
  • zou gefinancierd hebben
  • zou gefinancierd hebben
  • zouden gefinancierd hebben
  • zouden gefinancierd hebben
  • zouden gefinancierd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gefinancierd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gefinancierd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gefinancierd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gefinancierd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gefinancierd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gefinancierd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gefinancierd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gefinancierd zijn
  •