INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- facetteerde
- facetteerde
- facetteerde
- facetteerde
- facetteerden
- facetteerden
- facetteerden
O.v.t. (Past)
- zal facetteren
- zult facetteren
- zal facetteren
- zult facetteren
- zult facetteren
- zullen facetteren
- zullen facetteren
O.t.t.t. (Future)
- had gefacetteerd
- had gefacetteerd
- had gefacetteerd
- had gefacetteerd
- hadden gefacetteerd
- hadden gefacetteerd
- hadden gefacetteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefacetteerd
- hebt gefacetteerd
- heeft gefacetteerd
- hebt gefacetteerd
- hebben gefacetteerd
- hebben gefacetteerd
- hebben gefacetteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefacetteerd hebben
- zult gefacetteerd hebben
- zal gefacetteerd hebben
- zult gefacetteerd hebben
- zult gefacetteerd hebben
- zullen gefacetteerd hebben
- zullen gefacetteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefacetteerd hebben
- zou gefacetteerd hebben
- zou gefacetteerd hebben
- zou gefacetteerd hebben
- zouden gefacetteerd hebben
- zouden gefacetteerd hebben
- zouden gefacetteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gefacetteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gefacetteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)