NL.png duiken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • duiken

O.t.t. (Present)

  • dook
  • dook
  • dook
  • dook
  • doken
  • doken
  • doken
 

O.v.t. (Past)

  • zal duiken
  • zult duiken
  • zal duiken
  • zult duiken
  • zult duiken
  • zullen duiken
  • zullen duiken

O.t.t.t. (Future)

  • was gedoken
  • was gedoken
  • was gedoken
  • was gedoken
  • waren gedoken
  • waren gedoken
  • waren gedoken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben gedoken
  • bent gedoken
  • is gedoken
  • bent gedoken
  • zijn gedoken
  • zijn gedoken
  • zijn gedoken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedoken zijn
  • zult gedoken zijn
  • zal gedoken zijn
  • zult gedoken zijn
  • zult gedoken zijn
  • zullen gedoken zijn
  • zullen gedoken zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedoken zijn
  • zou gedoken zijn
  • zou gedoken zijn
  • zou gedoken zijn
  • zouden gedoken zijn
  • zouden gedoken zijn
  • zouden gedoken zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedoken
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedoken
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedoken worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedoken worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedoken
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedoken
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedoken zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedoken zijn
  •