NL.png bergen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bergen

O.t.t. (Present)

  • borg
  • borg
  • borg
  • borg
  • borgen
  • borgen
  • borgen
 

O.v.t. (Past)

  • zal bergen
  • zult bergen
  • zal bergen
  • zult bergen
  • zult bergen
  • zullen bergen
  • zullen bergen

O.t.t.t. (Future)

  • had geborgen
  • had geborgen
  • had geborgen
  • had geborgen
  • hadden geborgen
  • hadden geborgen
  • hadden geborgen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geborgen
  • hebt geborgen
  • heeft geborgen
  • hebt geborgen
  • hebben geborgen
  • hebben geborgen
  • hebben geborgen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geborgen hebben
  • zult geborgen hebben
  • zal geborgen hebben
  • zult geborgen hebben
  • zult geborgen hebben
  • zullen geborgen hebben
  • zullen geborgen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geborgen hebben
  • zou geborgen hebben
  • zou geborgen hebben
  • zou geborgen hebben
  • zouden geborgen hebben
  • zouden geborgen hebben
  • zouden geborgen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geborgen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geborgen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geborgen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geborgen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geborgen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geborgen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geborgen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geborgen zijn
  •