NL.png bezitten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bezitten

O.t.t. (Present)

  • bezat
  • bezat
  • bezat
  • bezat
  • bezaten
  • bezaten
  • bezaten
 

O.v.t. (Past)

  • zal bezitten
  • zult bezitten
  • zal bezitten
  • zult bezitten
  • zult bezitten
  • zullen bezitten
  • zullen bezitten

O.t.t.t. (Future)

  • had bezeten
  • had bezeten
  • had bezeten
  • had bezeten
  • hadden bezeten
  • hadden bezeten
  • hadden bezeten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bezeten
  • hebt bezeten
  • heeft bezeten
  • hebt bezeten
  • hebben bezeten
  • hebben bezeten
  • hebben bezeten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bezeten hebben
  • zult bezeten hebben
  • zal bezeten hebben
  • zult bezeten hebben
  • zult bezeten hebben
  • zullen bezeten hebben
  • zullen bezeten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bezeten hebben
  • zou bezeten hebben
  • zou bezeten hebben
  • zou bezeten hebben
  • zouden bezeten hebben
  • zouden bezeten hebben
  • zouden bezeten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bezeten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bezeten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bezeten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bezeten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bezeten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bezeten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bezeten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bezeten zijn
  •