NL.png besturen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • besturen

O.t.t. (Present)

  • bestuurde
  • bestuurde
  • bestuurde
  • bestuurde
  • bestuurden
  • bestuurden
  • bestuurden
 

O.v.t. (Past)

  • zal besturen
  • zult besturen
  • zal besturen
  • zult besturen
  • zult besturen
  • zullen besturen
  • zullen besturen

O.t.t.t. (Future)

  • had bestuurd
  • had bestuurd
  • had bestuurd
  • had bestuurd
  • hadden bestuurd
  • hadden bestuurd
  • hadden bestuurd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bestuurd
  • hebt bestuurd
  • heeft bestuurd
  • hebt bestuurd
  • hebben bestuurd
  • hebben bestuurd
  • hebben bestuurd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bestuurd hebben
  • zult bestuurd hebben
  • zal bestuurd hebben
  • zult bestuurd hebben
  • zult bestuurd hebben
  • zullen bestuurd hebben
  • zullen bestuurd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bestuurd hebben
  • zou bestuurd hebben
  • zou bestuurd hebben
  • zou bestuurd hebben
  • zouden bestuurd hebben
  • zouden bestuurd hebben
  • zouden bestuurd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bestuurd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bestuurd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bestuurd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bestuurd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bestuurd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bestuurd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bestuurd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bestuurd zijn
  •