INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• beheren

O.t.t. (Present)

• beheerde
• beheerde
• beheerde
• beheerde
• beheerden
• beheerden
• beheerden

O.v.t. (Past)

• zal beheren
• zult beheren
• zal beheren
• zult beheren
• zult beheren
• zullen beheren
• zullen beheren

O.t.t.t. (Future)

• had beheerd
• had beheerd
• had beheerd
• had beheerd
• hadden beheerd
• hadden beheerd
• hadden beheerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb beheerd
• hebt beheerd
• heeft beheerd
• hebt beheerd
• hebben beheerd
• hebben beheerd
• hebben beheerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal beheerd hebben
• zult beheerd hebben
• zal beheerd hebben
• zult beheerd hebben
• zult beheerd hebben
• zullen beheerd hebben
• zullen beheerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou beheerd hebben
• zou beheerd hebben
• zou beheerd hebben
• zou beheerd hebben
• zouden beheerd hebben
• zouden beheerd hebben
• zouden beheerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden beheerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden beheerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen beheerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden beheerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn beheerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was beheerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen beheerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden beheerd zijn
•