NL.png begaan

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • begaan

O.t.t. (Present)

  • beging
  • beging
  • beging
  • beging
  • begingen
  • begingen
  • begingen
 

O.v.t. (Past)

  • zal begaan
  • zult begaan
  • zal begaan
  • zult begaan
  • zult begaan
  • zullen begaan
  • zullen begaan

O.t.t.t. (Future)

  • had begaan
  • had begaan
  • had begaan
  • had begaan
  • hadden begaan
  • hadden begaan
  • hadden begaan
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb begaan
  • hebt begaan
  • heeft begaan
  • hebt begaan
  • hebben begaan
  • hebben begaan
  • hebben begaan

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal begaan hebben
  • zult begaan hebben
  • zal begaan hebben
  • zult begaan hebben
  • zult begaan hebben
  • zullen begaan hebben
  • zullen begaan hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou begaan hebben
  • zou begaan hebben
  • zou begaan hebben
  • zou begaan hebben
  • zouden begaan hebben
  • zouden begaan hebben
  • zouden begaan hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden begaan
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden begaan
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen begaan worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden begaan worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn begaan
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was begaan
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen begaan zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden begaan zijn
  •