NL.png barsten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • barsten

O.t.t. (Present)

  • barstte
  • barstte
  • barstte
  • barstte
  • barstten
  • barstten
  • barstten
 

O.v.t. (Past)

  • zal barsten
  • zult barsten
  • zal barsten
  • zult barsten
  • zult barsten
  • zullen barsten
  • zullen barsten

O.t.t.t. (Future)

  • was gebarsten
  • was gebarsten
  • was gebarsten
  • was gebarsten
  • waren gebarsten
  • waren gebarsten
  • waren gebarsten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben gebarsten
  • bent gebarsten
  • is gebarsten
  • bent gebarsten
  • zijn gebarsten
  • zijn gebarsten
  • zijn gebarsten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gebarsten zijn
  • zult gebarsten zijn
  • zal gebarsten zijn
  • zult gebarsten zijn
  • zult gebarsten zijn
  • zullen gebarsten zijn
  • zullen gebarsten zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gebarsten zijn
  • zou gebarsten zijn
  • zou gebarsten zijn
  • zou gebarsten zijn
  • zouden gebarsten zijn
  • zouden gebarsten zijn
  • zouden gebarsten zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gebarsten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gebarsten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gebarsten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gebarsten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gebarsten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gebarsten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gebarsten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gebarsten zijn
  •