INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerden
- assimileerden
- assimileerden
O.v.t. (Past)
- zal assimileren
- zult assimileren
- zal assimileren
- zult assimileren
- zult assimileren
- zullen assimileren
- zullen assimileren
O.t.t.t. (Future)
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- hadden geassimileerd
- hadden geassimileerd
- hadden geassimileerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geassimileerd
- hebt geassimileerd
- heeft geassimileerd
- hebt geassimileerd
- hebben geassimileerd
- hebben geassimileerd
- hebben geassimileerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geassimileerd hebben
- zult geassimileerd hebben
- zal geassimileerd hebben
- zult geassimileerd hebben
- zult geassimileerd hebben
- zullen geassimileerd hebben
- zullen geassimileerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geassimileerd hebben
- zou geassimileerd hebben
- zou geassimileerd hebben
- zou geassimileerd hebben
- zouden geassimileerd hebben
- zouden geassimileerd hebben
- zouden geassimileerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geassimileerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geassimileerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geassimileerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geassimileerd zijn
-